In de media
Waar het bij onderwijshuisvesting al jaren gebruikelijk is om als gemeente een integraal huisvestingsplan (IHP) op te stellen, zien we die ontwikkeling in de sportsector pas sinds ongeveer een jaar. Natuurlijk zijn er verschillende normen en richtlijnen beschikbaar als het gaat om het bepalen van sportcapaciteit. Maar volgens onze adviseurs gaan die richtlijnen voorbij aan de lokale situatie én het daadwerkelijke gebruik van bestaande sportaccommodaties. Hoe wij een integraal huisvestingsplan Sport aanpakken? Dat leggen Cisca Steinmetz, Rikkert Füss en Martijn van Hulsteijn graag uit.
Verschuiving van korte termijn naar lange termijn
“Voorheen voerden we voor gemeenten verschillende capaciteitsonderzoeken uit,” begint Martijn. “Daarin keken we voor binnensport, buitensport en zwembaden afzonderlijk vijf tot tien jaar vooruit. Vaak was de aanleiding een verouderde accommodatie of een verouderd accommodatiebeleid. Vanuit de wettelijke verplichting voor een integraal huisvestingsplan voor onderwijs wordt in die sector verder vooruit gekeken: 10, 15 of zelfs 20 jaar. Vergrijzing of grote nieuwbouwprojecten zijn voorbeelden van ontwikkelingen die van invloed zijn op de onderwijsvraag, en daarmee het bewegingsonderwijs. Sinds kort zien we binnen gemeenten een scopeverbreding en een meer integrale visie op accommodaties voor een langere periode.” Rikkert haakt in: “Wat opvalt, is dat het altijd gaat over kengetallen en normen: ‘een bepaalde hoeveelheid vierkante meters voor bijvoorbeeld binnensport per inwoner’. Daarin wordt zelden gekeken naar het daadwerkelijke gebruik en de mogelijkheden van bestaande sportaccommodaties. Ook verschillen wensen en behoeften per gemeente. En natuurlijk het gebruik van verenigingen.”
Wat opvalt, is dat het altijd gaat over kengetallen en normen. Wij kijken ook naar het daadwerkelijke gebruik en de mogelijkheden van bestaande sportaccommodaties."
“Bouwen doe je voor de langere termijn,” stelt Cisca. “En dus is het heel waardevol om ook verder vooruit te kijken, al kun je de toekomst natuurlijk niet met honderd procent zekerheid voorspellen. We zien verschillende ontwikkelingen op het gebied van sport, ruimtelijke ontwikkeling en onderwijs. Waar woningen gebouwd worden, zijn ook voorzieningen als scholen en wegen nodig en is behoefte aan bewegingsruimte. Daarnaast zijn er ambities om Nederland vitaler te krijgen, waar sport en bewegen een belangrijke rol in spelen. We zien dat er sinds corona een verschuiving plaatsvindt van georganiseerde sport in verenigingsverband naar ongeorganiseerd sporten, zoals lopen en fietsen. Maar ook voor bijvoorbeeld squash, golf of padel zijn voorzieningen nodig. Complexe vraagstukken, want je kunt als gemeente wel investeren, maar de opbrengsten landen elders: in de samenleving en bij de zorgverzekering bijvoorbeeld. Welke rol neem je dan als gemeente en wat kunnen commerciële partijen invullen?”
Maatwerk door te kijken naar lokale situatie
Rikkert: “De richtlijnen als absolute waarheid zien vinden wij te makkelijk. Als we kijken naar kengetallen zijn alle gemeenten precies gelijk. Maar door de verenigingen en lokale situatie te betrekken bij onze analyse, weten we bijvoorbeeld dat in Weert basketbal een belangrijke sport is die voor meer gebruik zorgt dan in soortgelijke gemeenten, dus daar is meer behoefte aan binnensportaccommodaties dan de norm aangeeft. In Zoetermeer is juist meer dan gemiddeld behoefte aan zwemwater.” Martijn: “Door te kijken naar de lokale situatie kun je veel meer maatwerk leveren als gemeente, beter inspelen op de daadwerkelijke behoefte en leegstand voorkomen. Zo kan je als gemeente de schaarse middelen zo goed mogelijk inzetten.”
Integraal huisvestingsplan: beleid, capaciteit en investering
“In ons integraal huisvestingsplan Sport komen beleidsontwikkeling, capaciteitsonderzoek (vraag en aanbod nu en in de toekomst) en een uitvoeringsprogramma met investeringskosten terug. Dat is altijd maatwerk,” stelt Rikkert. “In het vooronderzoek doen we een gedegen analyse van het huidige bewegingsaanbod en de vraag per tak van sport of accommodatievorm. Onze ervaringen door het hele land nemen we daarin mee, veel exploitanten lopen tegen dezelfde uitdagingen aan,” vat Martijn samen. Cisca vervolgt: “Op basis van het huidige gebruik bepalen we of er een capaciteitsknelpunt is. Als er een knelpunt is, kijken we wat er nodig is om dat nu op te lossen, met het oog op ontwikkelingen die we in de toekomst verwachten. Dat maakt dat er soms extra accommodaties of uitbreidingen nodig zijn. En soms voorzien de bestaande accommodaties al voldoende in de vraag en volstaat verduurzaming, renovatie of vervangende nieuwbouw. We zoeken altijd naar pragmatische oplossingen voor zowel de gemeente als de verenigingen.”
Slim en efficiënt gebruik
Het antwoord op een capaciteitsvraagstuk is niet altijd uitbreiding van het accommodatieaanbod. Volgens Rikkert kijken de adviseurs ook naar slimmer en efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte: “We adviseren om niet klakkeloos terug te bouwen wat er stond, maar vanuit het integraal huisvestingsplan gemeentebreed te kijken hoe je bijvoorbeeld onderwijs kunt aanhaken om vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten. Het antwoord kan zijn om geen nieuwe gymzaal voor een specifieke school te bouwen, maar een sporthal te realiseren die zowel voor bewegingsonderwijs als door verenigingen gebruikt kan worden. Zo hebben we in Papendrecht geadviseerd om drie bestaande gymzalen bij een VO-school te vervangen door één sporthal voor zowel het onderwijs als de verenigingen. In Breda is talentencentrum De Kragt ook vanuit die visie ontwikkeld.”
“Voor buitensport is de uitdaging groter,” stelt Martijn. “Buitensport neemt veel ruimte in, dus het is voor een gemeente erg puzzelen met de beschikbare ruimte. En dat terwijl buitensportvelden, zoals voetbalvelden, overdag vaak niet of nauwelijks gebruikt worden.” Cisca: “Vaak is het niet alleen een capaciteitsopgave maar (ook) een organisatieprobleem. Daarom wordt bijvoorbeeld in sommige gemeenten een kwaliteitsmanager op een sportpark aangesteld om te zorgen dat een en ander efficiënter georganiseerd wordt.” Ook buiten de sportvelden zijn er interessante ontwikkelingen rondom efficiënt ruimtegebruik. Martijn: “In de coronaperiode werd de buitengymzaal ontwikkeld; een product dat nog steeds veel interesse geniet. Dat is een win-win-situatie voor zowel de school als de buurt: overdag gebruikt de school een goed ingerichte speelplaats en na schooltijd kunnen anderen buiten spelen en bewegen.”
Laten we dan de normen en kengetallen helemaal links liggen? “Zeker niet!,” stelt Martijn. “Natuurlijk gebruiken we de normen als basis voor ons integraal huisvestingsplan Sport, maar deze nuanceren we met onze kennis van de lokale situatie, het huidig gebruik van accommodaties en de ontwikkelingen binnen een gemeente, breder dan alleen sport.”
Delen