In de media
In Nederland worden steeds meer Integrale Kind Centra (IKC’s) gerealiseerd: onderwijslocaties waar kinderen van 0 tot en met 12 jaar hun dag doorbrengen in hetzelfde gebouw, vanuit één pedagogische visie op zelfontplooiing en ontwikkeling. "Een gebouw dat aansluit op die visie is belangrijk voor het slagen van de onderlinge samenwerking en de doelstellingen van een IKC", stellen Laurens Marijnissen, Christianne van Overmeeren en Suzan Knols. In gesprek over aandachtspunten en mogelijkheden die voor gemeenten, schoolbesturen en kindpartners van belang zijn als het gaat om gezamenlijke huisvesting.
Samen onder één dak
“Door de jaren heen zie je dat de basisschool, kinderopvang en de peuteropvang steeds vaker op dezelfde locatie gehuisvest worden,” vertelt Christianne, huisvestingsadviseur bij Synarchis en betrokken bij de ontwikkeling van verschillende Integrale Kind Centra. “Regelmatig komt daar ook ruimte voor ontmoeting, welzijnsactiviteiten of een gymzaal bij, die je naast de wekelijkse gymlessen ook voor andere activiteiten kunt gebruiken. Langzaam maar zeker ontstaan er samenwerkingen tussen verschillende organisaties, vanuit de visie op de (talent)ontwikkeling van kinderen: Integrale Kind Centra.
Voor kinderen is een IKC een positieve ontwikkeling, maar het brengt wel een aantal huisvestingsvraagstukken met zich mee. Officieel is een IKC één juridische entiteit, al wordt de term ook vaak gebruikt voor gebouwen waar verschillende organisaties onder één dak gehuisvest zijn. Daar begint ons advies meestal: gaat het over een IKC onder één bestuur of over een samenwerkingsgebouw met meerdere besturen? In beide situaties zal het gebouw de ruimte moeten bieden om vanuit een gedeelde visie samen te werken. Voor de exploitatie betekent het wel iets. Want hoe geef je de onderlinge samenwerking vorm? Wie betaalt wat? Wie wordt waar eigenaar van of wie huurt van wie? Hoe verreken je gedeelde energielasten en exploitatielasten? Wij maken de mogelijkheden inzichtelijk, zodat de betrokken partijen een weloverwogen besluit kunnen nemen."
Meerdere partijen betrokken
Suzan hield zich voor ze bij Synarchis kwam werken vanuit een gemeente bezig met de integrale huisvestingsplannen en de planvorming van een aantal IKC’s. Ook stond ze zelf voor de klas. “Ik ben goed bekend met de driehoek tussen schoolbestuur, gebruiker en gemeente en de verschillende belangen en wensen die er zijn. Gemeenten financieren de nieuwbouw of verbouwing van onderwijsgebouwen, terwijl het eigendom - en daarmee het onderhoud en beheer - bij de school ligt. Soms zijn meerdere scholen in hetzelfde gebouw gehuisvest. Het schoolbestuur is wettelijk gezien verantwoordelijk voor de bouw. Voor kinderopvang worden aparte afspraken gemaakt. Dat betekent dat je met verschillende partijen te maken hebt: de gemeente, de gebruikers en het schoolbestuur. Adviseurs van Synarchis zijn zowel in de planfase als in de uitvoeringsfase betrokken. In opdracht van gemeenten of schoolbesturen en samen met de andere betrokken partijen.”
“De uiteindelijke gebruikers maken nieuwbouw vaak maar één of twee keer in hun carrière mee. Dat is iets om rekening mee te houden,” stelt Laurens. “Enerzijds hebben zij weinig tot geen ervaring met dit soort projecten en wat er allemaal bij komt kijken: haalbaarheidsonderzoek, Programma van Eisen, financiering, ontwerp, vergunning- en aanbestedingsprocedures, et cetera. Hoewel dit soort projecten een extra belasting zijn naast het werk of lesgeven, zijn de gebruikers bij uitstek degenen die weten hoe ze de ruimte willen en moeten gebruiken en is het de bedoeling dat zij daar nog lang en met veel plezier gebruik van gaan maken. Dat betekent dat verwachtingsmanagement erg belangrijk is, want hoewel het werken aan het nieuwe gebouw vaak energie geeft, duurt het van initiatief tot oplevering wel meerdere jaren.”
De visie op de benodigde leeromgeving voor de ontwikkeling van kinderen ziet er voor ieder IKC anders uit”
Afspraken over exploitatie en eigendom
Christianne: “De visie op de benodigde leeromgeving voor de ontwikkeling van kinderen ziet er voor ieder IKC anders uit. Ons streven is om de huisvesting te laten werken voor die visie, binnen de gestelde huisvestingsnormen qua ruimte en oppervlakte. We organiseren werksessies met alle betrokkenen om alle wensen en behoeften op te halen. In die sessies denken we na over vragen als ‘wat delen we?’, ‘wat is van wie?’, ‘welke ruimte gebruiken we waarvoor?’, ‘wanneer mag iemand anders gebruik maken van mijn ruimte en onder welke voorwaarden?’. Uiteindelijk resulteert dat in afspraken over exploitatie en eigendom. En, concreter, in bijvoorbeeld roosters met het oog op dubbelgebruik van ruimten.” “Je kunt bijvoorbeeld met elkaar nadenken over de aula: waar gebruik je die voor? Kun je de aula als ontmoetingsruimte ook combineren met bijvoorbeeld een bibliotheek om rustig te werken als er geen activiteiten zijn? En heb je dan wel echt een aula nodig, of een heel ander type ruimte?”, vult Suzan aan.
Ander gebruik van ruimte
“In een IKC wil je dat de verschillende leerlijnen in elkaar overlopen,” stelt Christianne. “Het zichtbare onderscheid tussen peuteropvang, onderbouw en bovenbouw verdwijnt.” Of, zoals Suzan het omschrijft: “Wat een kind nodig heeft, staat los van groep of leeftijd. Het ene kind kleutert wat langer, terwijl het andere kind alvast af en toe meedoet met een hogere klas. Groepsdoorbroken werken is altijd maatwerk.” Christianne: “Waar vroeger de docent voor de klas stond bij het schoolbord, zien we tegenwoordig kleinere groepsruimtes en meer individuele ruimtes.
Dus proberen we het schoolbestuur en de docenten uit te dagen om verder te denken en hen te helpen de vierkante meters zo optimaal mogelijk te verdelen. Het is belangrijk dat een gebouw echt ontworpen wordt voor het gebruik en niet alleen voor het mooie plaatje.” “Als we al die gebruikswensen geïnventariseerd hebben, vertalen we deze - in combinatie met de exploitatieafspraken - naar een ruimtelijk en functioneel Programma van Eisen,” vult Laurens aan. “Wij adviseren vervolgens over de mogelijke contractvormen voor het ontwerp en de uitvoering, de betaalbaarheid van het ontwerp, de kostenverdeling over de betrokken partijen en de impact op de omgeving.”
Toekomstbestendigheid
Laurens benadrukt dat het ook belangrijk is om te kijken naar de toekomstbestendigheid van een gebouw. “Een gebouw zet je neer voor minimaal veertig jaar. Het is dus belangrijk dat het ontwerp van een onderwijsgebouw zodanig is, dat het gebouw mee kan veranderen met veranderend gebruik en dus flexibel is. Ook denken we na over duurzaamheidsmaatregelen en circulariteit, zowel van het huidige gebouw als de nieuwbouw.”
Een gebouw dat werkt
“We begeleiden schoolbesturen en gemeenten naar haalbare en toekomstbestendige onderwijsgebouwen. Dat doen we door inzichten te bieden, scenario’s uit te werken en mee te denken met gebruikers om te komen tot passende oplossingen,” stelt Laurens. “We gaan vooral in gesprek over hoe we huisvesting kunnen realiseren die bijdraagt aan de onderwijsvisie. Daar hebben we legio referentieprojecten voor,” vult Suzan aan. Christianne besluit: “Zodat we uiteindelijk met elkaar een passend IKC realiseren dat aansluit bij de onderwijsvisie, de gewenste onderlinge samenwerking en de manier van werken en lesgeven.”
Delen